-
1 NOE
vlucht op zeer lage hoogte met gebruik van oppervlakte om zich te verbergenNOE (Nap of the Earth) -
2 break jail
vlucht uit de gevangenis -
3 breaking out of a detention house
vlucht uit een gevangenisEnglish-Dutch dictionary > breaking out of a detention house
-
4 squadron sortie
vlucht van eskader -
5 flight
n. vlucht; luchtvaart; tree (trap); vlucht; op de vlucht; troep, zwerm (vogels); voorbijvliegen (tijd)[ flajt]1 vlucht ⇒ het vliegen, baan 〈 van projectiel, bal〉, het vluchten; 〈 figuurlijk〉 opwelling, uitbarsting2 zwerm ⇒ vlucht, troep3 trap♦voorbeelden:1 a flight of imagination • ongebreidelde/tomeloze fantasieput to flight • op de vlucht jagentake (to) flight • op de vlucht slaanin flight • vliegend, tijdens de vluchtflight of capital • kapitaalvlucht〈 Brits-Engels〉 she is in the first flight of • ze hoort bij de beste …, ze zit in de topklasse van -
6 rout
n. zware nederlaag, algemene vlucht; troep, wanordelijke bende; lawaai--------v. een zware nederlaag toebrengen, op de vlucht drijven; tevoorschijn halen, opscharrelenrout1[ raut] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 totale nederlaag ⇒ aftocht, vlucht♦voorbeelden:————————rout2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
7 run
n. hardlopen; afstand; rit; gedeelte; serie; "trein ", aanval--------v. rennen, weglopen; laten lopen; een programma starten (in computers); overgaan, laten lopen, beheren; voorbereiden; oprichten; voldoen; waarmaken; doorgaan; lekken; uitkleden; moeite doenrun1[ run] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 〈 benaming voor〉 tocht ⇒ afstand; eindje hollen; tocht, vlucht, rit; traject, route, lijn; tochtje, uitstapje 〈 van trein, boot〉; 〈 skiën〉 baan, helling; 〈 cricket, honkbal〉 run 〈 score van 1 punt〉♦voorbeelden:at a/the run • in looppasthe play had a five months' run in London • het stuk heeft vijf maanden in Londen gespeeldget/have a (good) run for one's money • waar voor zijn geld krijgengive someone the run of • iemand de (vrije) beschikking geven over〈 slang〉 the runs • buikloop, diarree————————run21 rennen ⇒ hollen, hardlopen2 〈 benaming voor〉 gaan ⇒ (voort)bewegen; lopen; (hard) rijden; pendelen, heen en weer rijden/varen 〈 van bus, pont e.d.〉; voorbijgaan, aflopen 〈 van tijd〉; lopen, werken 〈 van machines〉; (uit)lopen, (weg)stromen, druipen 〈van vloeistoffen e.d.〉; 〈 figuurlijk〉 (voort)duren, lopen, gaan, zich uitstrekken, gelden3 rennen ⇒ vliegen, zich haasten♦voorbeelden:run at someone • iemand aanvallenrun at something • toestormen op iets2 the play will run for ten performances • er zullen tien voorstellingen van het stuk gegeven wordenrun afoul/foul of • 〈 figuurlijk〉stuiten op, in botsing komen metfeelings ran high • de gemoederen raakten verhit/liepen hoog oprun on electricity • elektrisch zijnrun to crabbiness • geneigd zijn tot vittenrun to extremes • in uitersten vervallenhe ran fifth • hij kwam als vijfde binnenrun across someone/something • iemand tegen het lijf lopen/ergens tegen aan lopenrun for it • op de vlucht slaan, het op een lopen zettenRoman noses run in our family • de adelaarsneus zit bij ons in de familierun through the minutes • de notulen doornemenhis inheritance was run through within a year • hij had binnen een jaar zijn erfenis erdoor gejaagdmy allowance doesn't run to/I can't run to a car • mijn toelage is niet toereikend/ik heb geen geld genoeg voor een auto→ run around run around/, run away run away/, run back run back/, run down run down/, run in run in/, run into run into/, run off run off/, run on run on/, run out run out/, run over run over/, run up run up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 〈 benaming voor〉 doen bewegen ⇒ laten gaan; varen, rijden; doen stromen, gieten; in werking stellen, laten lopen 〈machines e.d.〉; 〈 figuurlijk〉 doen voortgaan, leiden, runnen♦voorbeelden:run someone over • iemand overrijdenrun a business • een zaak hebbenrun a car • autorijden, een auto hebbenrun someone close/hard • iemand (dicht) op de hielen zitten; 〈 figuurlijk〉 weinig voor iemand onderdoenrun a comb through one's hair • (even) een kam door zijn haar halen6 we won't run him • we zullen hem niet inschrijven/laten deelnemen -
8 stampede
n. stampede, massaal op hol slaan van vee; wanordelijke aftocht--------v. plotseling (doen) schrikken of vluchtenstampede1[ stæmpie:d] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————stampede2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 don't be stampeded into selling all your shares • besluit niet overhaastig al je aandelen te verkopen -
9 redeye
adj. van of met betrekking tot een vlucht die laat in de avond vertrekt--------n. nachtvlucht of heel vroege vlucht, vlucht die laat op de avond vertrekt en vroeg in de morgen aankomt; fotografische onvolledigheid wanneer iemand's oog rood lijkt op een kleurenfoto door gebruik van lichtflits; (Zoölogie) een van de vele vissen met rode ogen zoals baars); waarschuwingsteken op een spoorweg; goedkope sterke whisky -
10 abort
v. aborteren, annuleren, verijdelen, aflassen, mislukken; (in computers) een lopend computer procedure of programma verlaten[ əbo:t]1 (doen) aborteren ⇒ een miskraam hebben/opwekken, ontijdig bevallen2 tot een ontijdig einde komen/brengen ⇒ (doen) mislukken; 〈 in het bijzonder luchtvaart, ruimtevaart〉 (de vlucht) voortijdig afbreken♦voorbeelden:abort a pregnancy • een zwangerschap afbreken/onderbreken -
11 boom
n. lawaai, boem; gedreun; (haven)boom; arm van pickup--------v. dreunen; donderenboom1[ boe:m] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 (dof, hol) gedreun ⇒ gebulder, gedaver2 hausse ⇒ (periode van) hoogconjunctuur, sterke loon/prijsstijging3 (hoge) vlucht ⇒ (plotselinge, krachtige) stijging/toename 〈in aanzien/rijkdom e.d.〉, bloei, opkomst♦voorbeelden:————————boom2♦voorbeelden:the clock boomed out • de klok dreundeII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 〈vaak +out〉bulderend/galmend/dreunend uiten -
12 covey
-
13 débâcle
-
14 elopement
-
15 escape
n. vlucht; lek; uitlaat--------v. vluchten, weglopen; lekken; gered wordenescape1[ iskeep] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————escape23 verdwijnen ⇒ vervagen, vergeten raken♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 ontgaan♦voorbeelden: -
16 fly
adj. uitgeslapen, uitgekookt (slang)--------n. vlieg; flap; vlucht; gulp (van de broek); tent opening--------v. vliegen (vogel); vliegen (vliegtuig); besturen v.e. vliegtuig; laten vliegen; wegvluchten; wegrennen; snel voorbijgaan; laten waaien; waaien; overstekenfly1[ flaj] 〈→ Sporttermen: RugbySporttermen: Rugby/〉I 〈telbaar zelfstandig naamwoord; meervoud: flies〉1 vlieg3 〈 in samenstellingen〉gevleugeld/vliegachtig insect♦voorbeelden:not harm/hurt a fly • geen vlieg kwaad doen4 your fly is undone! • je gulp staat open!a fly on the wall • een spion→ Spanish Spanish/♦voorbeelden:————————fly2————————fly33 〈 benaming voor〉 zich snel voortbewegen ⇒ vliegen, (voorbij)snellen; vluchten; omvliegen, vervliegen 〈 van tijd〉; wegvliegen 〈 van geld〉; verdwijnen, optrekken 〈 van mist〉; uit elkaar springen, alle kanten op vliegen 〈 van glas〉♦voorbeelden:fly in/out • aankomen/vertrekken per vliegtuigfly past • (in formatie) over/voorbij vliegenfly to the help of someone • iemand te hulp snellenmake the money fly • met geld smijtentime flies (like an arrow) • de tijd vliegtlet fly • (af)schieten/vuren; laten schieten〈 informeel〉 we're very late, we must fly • we zijn erg laat, we moeten rennenthe door flew open • de deur werd plotseling geopendfly into a rage/passion/temper • in woede ontstekenthe glass flew to bits/into pieces • het glas spatte in stukjes uiteenthe child flew towards its father • het kind vloog zijn vader tegemoetfly upon someone • iemand aanvliegenshe's flying high • het gaat haar voor de windII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
17 gaggle
n. vlucht (ganzen); troep, kudde, zwerm, (luidruchtig, roerig) gezelschap--------v. kwaken (ganzen), luidruchtig praten (in negatieve zin)[ gægl]♦voorbeelden: -
18 in-flight movie
film tijdens vlucht in vliegtuig vertoond om reizigers te vermaken -
19 on the run
-
20 on the wing
См. также в других словарях:
Op Vlucht (Architektur) — Haus mit op vlucht gebauter Giebelwand in Delft Op Vlucht ist ein Baumerkmal vieler alter Häuser in den Niederlanden. Diese Bauweise mit nach vorn geneigten Giebelwänden war lange Zeit durch städtische Vorschriften geregelt. So war festgelegt,… … Deutsch Wikipedia
Franka — Série Logo original de la série néerlandaise, sur les premières couvertures d Oberon. Auteur Henk Kuijpers Couleurs … Wikipédia en Français
Le Vol de l'Atlantis — 11e album de la série Franka Auteur Henk Kuijpers Couleurs Henneke Bommartini Lettrage Richard Studio s Genre(s) Aventure Thèmes … Wikipédia en Français
Hafkenscheid — is a family name that originated in the 17th century. Hafkenscheid comes from the words Hafke (Habicht, goshawk) and Scheid (Flurgrenze, borderline between estates). The family has taken its name from the former Havkenscheid castle in the hamlet… … Wikipedia
Gilze-Rijen Air Base — Infobox Airport name = Gilze Rijen Air Base nativename = nl. Vliegbasis Gilze Rijen IATA = GLZ ICAO = EHGR type = Military owner = operator = Royal Netherlands Air Force location = Breda, Netherlands built = 1910 used = commander = occupants =… … Wikipedia
Maarten 't Hart — bei einer Signierstunde in Amsterdam im März 2011 Maarten t Hart (* 25. November 1944 in Maassluis) ist ein niederländischer Schriftsteller. Inhaltsverzeichnis … Deutsch Wikipedia
Vuelo 447 de Air France — Foto del Airbus A330 siniestrado. Fecha 1 de junio de 2009 Causa Error humano … Wikipedia Español
Missionsstationen im Fürstbistum Münster — Die Lage der einzelnen Missionsstationen eingetragen auf einer Karte des Kreises Borken. Missionsstationen waren im Fürstbistum Münster vom 17. bis zum Ende des 18. Jahrhunderts existierende Standorte in Grenznähe zur seelsorglichen Betreuung… … Deutsch Wikipedia
Peter van Breusegem — Peter Benedictus Rufinus van Breusegem, né à Asse (Belgique) le 15 mai 1956, publie en tant qu’écrivain et poète sous le pseudonyme de Dirk van Babylon. Sommaire 1 Vie 2 Œuvres littéraires 3 Liens … Wikipédia en Français
Flucht — Flucht1 (zu fliehen) Sf std. (9. Jh.) Stammwort. Altes Abstraktum: ahd. fluht, mhd. vluht, as. fluht, afr. flecht, ae. flyht m. aus wg. * fluhti f. Flucht . Dagegen ein n Stamm in anord. flótti m., ein m(i) Stamm in gt. þlauhs. Verb: flüchten;… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
flight — {{11}}flight (1) act of flying, O.E. flyht a flying, flight, from P.Gmc. *flukhtiz (Cf. Du. vlucht flight of birds, O.N. flugr, O.H.G. flug, Ger. Flug flight ), from root of *fleugan to fly (see FLY (Cf … Etymology dictionary